Palmpasen – broodhaantjes

Durft Petrus zijn beste vriend trouw te blijven als het gevaarlijk wordt? Jezus wist wel hoe het zou gaan. Hij kende Petrus beter dan deze zichzelf kende. ‘Vriend, je zult me driemaal verraden hebben nog voordat de haan kraait’, zei Jezus hem bij het laatste avondmaal. Petrus ontkende hartstochtelijk: ‘Nee, niet ik! Ik verraad je nooit!’ Maar die woorden zijn gemakkelijk gezegd als alles nog vredig is en de vijand ver weg. Wanneer de soldaten Jezus gevangen genomen hebben en afgevoerd hebben naar het huis van de hogepriester, wordt het serieus. Petrus gaat als enige van de apostelen achter de soldaten aan om te zien waar ze Jezus naar toe brengen. Terwijl Jezus binnen in het huis van de hogepriester wordt ondervraagd, zit het personeel van de tempel buiten rond het vuur op de binnenplaats. Petrus kruipt wat dichter bij het vuur; hij probeert niet op te vallen, maar het is zo koud. Dan vraagt een van de vrouwen bij het vuur: ‘Jij hoort toch ook bij die groep van Jezus?’ Petrus schrikt. ‘Ik weet niet waarover je het hebt!’, zegt hij zonder nadenken. Wie weet welke connecties deze vrouw heeft met de hogepriester binnen. Hij is er niet gerust op. Voor de zekerheid gaat hij weg van de binnenplaats. Buiten op de voorhof is het kouder. Er is nog veel volk op de been, zo laat op de avond. Daar zegt een vrouw tegen de omstanders: ‘Hij was ook bij die Jezus van Nazareth’. Stellig ontkent Petrus: ‘Ik ken die man niet.’ Nu bemoeien de omstanders zich er ook mee. ‘Jawel, je hebt hetzelfde accent: je komt uit Galilea’, zeggen ze. Boos roept Petrus uit: ‘Ik ken die man niet. Ik zweer het!’ Dan kraait de haan. De nacht loopt ten einde. Ineens herinnert Petrus zich Jezus’ woorden van de avond ervoor. Hij krijgt het door en door koud. Dat hij door de schrik zijn band met Jezus ontkende, dat kan iedereen overkomen. Maar de andere twee keren had Petrus de kans om zijn vriendschap met Jezus alsnog te bewijzen. Maar hij koos voor zijn eigen veiligheid en bleef liever anoniem. Volgeling van Jezus zijn, vraagt moed.

Broodhaantjes

Ingrediënten

  • 500 gram tarwebloem
  • ½ theelepel zout
  • 7 gram droge gist
  • 300 ml lauwe melk of water
  • 6-8 krenten of rozijnen

Werkwijze

Meng zout en gist door de bloem. Schenk de melk of het water in een kuiltje en kneed alles goed door tot een soepel deeg. Laat het deeg afgedekt 3-4 uur rijzen op een koele plaats (koelkast of kelder) tot de hoeveelheid verdubbeld is.

Verdeel het deeg in stukken van 100 of 130 gram. Rol ieder stuk uit tot een rol van 15-18 cm. Buig het in een U-vorm, laat de staart langer dan de kop. Knip de kop twee keer in en vorm een snavel en lel. Knip voor de kam bovenop de kop 1 cm diep in. Knip voor de staart 2 cm diep in. Maak voor de vleugels twee knipjes in de buik. Het oog is een krent of rozijn.

Leg de haantjes op een ingevette bakplaat en laat ze afgedekt 30 minuten rijzen.

Verwarm de oven voor op 220 °C. Bestrijk de figuren met losgeklopt ei en bak ze in 20 minuten bruin.

Terug naar Zalig gebakken