De apostel Jacobus was in zijn jonge jaren een ruwe bonk, net als zijn broer Johannes. Twee jonge mannen uit een vissersfamilie op het meer van Galilea. Zulke jongens wil je niet tegenkomen in een donker steegje. Niet voor niets gaf Jezus hun de bijnaam Donderzonen. Na de dood van Jezus zwierven de apostelen uit over de hele wereld. Jacobus ging preken in Spanje, zonder veel succes. Weer terug in Jeruzalem werd hij onthoofd. Als extra straf kreeg hij geen graf maar werd zijn lichaam in een bootje zonder riemen en zonder zeil de zee op geduwd. Om te vergaan. Maar het liep anders. Het bootje landde aan de kust van Galicië. Hij werd begraven op een heuvel die de naam ‘veld onder de ster’ (Compostela) kreeg. Dorpelingen bouwden er een klein kapelletje.
Eeuwen later was er eens een man die een verschrikkelijke zonde had begaan. De bisschop bij wie hij biechtte, droeg de man op om op reis te gaan naar het graf van Jacobus met een papier waarop zijn zonde stond geschreven. Op de feestdag van Sint Jacobus arriveerde de man eindelijk, hij legde het papier op het altaar en smeekte Sint Jacobus om zijn zonden uit te wissen. Toen hij het papier openrolde, was het papier volledig leeg: zijn zonde was verdwenen. Hij dankte God en vertelde iedereen dat Sint Jacobus hem zijn zonden had vergeven.
Sindsdien is Santiago de Compostela een belangrijk pelgrimsoord. Vele legenden vertellen hoe Sint Jacobus pelgrims onderweg te hulp kwam. Zo was er eens een man onderweg van Vézelay naar Santiago. Zijn geld was opgeraakt en hoewel hij honger had, schaamde hij zich om te bedelen. In zijn slaap droomde hij dat Sint Jacobus hem te eten gaf. Eenmaal ontwaakt, vond hij naast zijn hoofd versgebakken brood; de as was nog warm. Twee maal per dag kon hij ervan eten en iedere morgen vond hij opnieuw brood in zijn tas tot het einde van zijn reis. Zo werd de ruwe visserszoon een beschermer van pelgrims en reizigers.
‘Herru Sanctiagu,
Grot sanctiagu,
e ultreya e suseya
deius aia nos!’
(middeleeuws pelgrimslied)
Santiagotaart – Spanje
De Ridderorde van Sint Jacob is gesticht om pelgrims onderweg naar Santiago de Compostela bescherming te bieden. Dat zij ook hebben geholpen om de moslims te verdrijven uit Spanje (tot het einde van de vijftiende eeuw leefden moslims, christenen en joden in vrede samen in Spanje), is een zwarte bladzijde in hun bestaan. Sindsdien is Sint Jacobus de patroonheilige van Spanje. In 1577 al wordt melding gemaakt van een gebak van gemalen amandelen, suiker en eieren. Het werd een populair gebak in Galicië. Het recept van deze amandeltaart is opgeschreven in 1838. In 1924 bestoof een bakker in Santiago de amandeltaart met poedersuiker in de vorm van het kruis van de Ridderorde van Santiago. Zo wordt de taart tegenwoordig verkocht en gegeten.
Ingrediënten
- 5 eieren
- 225 gram suiker
- 250 gram amandelmeel
- geraspte schil van 1 citroen
- 1 theelepel kaneel
- poedersuiker (voor de garnering)
werkwijze
Verwarm de oven voor op 190 °C. Vet een springvorm van 24 cm in en bestuif deze met amandelmeel. Mix eieren en suiker tot een schuimig mengsel. Voeg kaneel en citroenschil toe en mix dit 10 minuten. Voeg het amandelmeel in porties toe en roer goed door elkaar.
Giet het mengsel in de vorm en bak het 50-60 minuten. Controleer met een satéprikker of de taart gaar is.
Laat de taart in de oven wat afkoelen. Haal de taart dan uit de springvorm en laat hem op een rooster verder afkoelen. Leg een mal van het Santiagokruis op de taart en bestrooi de taart met poedersuiker. Haal de mal voorzichtig weg.
Terug naar Zalig gebakken