De mannenliefde van de heiligen Sergius en Bacchus

Op 11 oktober is het coming-out-dag. Deze dag is een uitnodiging aan mensen die anders zijn dan het “normale” (heteronormatieve), om trots te zijn op wie ze zijn, omdat ze ook geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. En waar kun je beter terecht voor alternatieve levenskeuzes dan in de Kerk? Dat is toch de beweging die zich laat inspireren door Jezus, die werd geboren uit een tienermoeder die ongehuwd zwanger werd? Die zelf geen belangstelling had om te trouwen en bij vrouw en kinderen te blijven? In wiens naam vele monniken en zusters het kloosterleven verkozen boven een gezinsleven?

Onder de verhalen die in de Kerk gedeeld worden, zijn verrassende heiligenverhalen die wel dwars lijken te staan op de kerkelijke leer. Een van die verhalen is dat van de heiligen Sergius en Bacchus, die herdacht worden op 7 oktober. Twee Romeinse mannen die zo onafscheidelijk waren dat zij niet zonder elkaar konden leven.

Sergius en Bacchus waren aan het einde van de derde eeuw officieren in het romeinse leger. Sergius is afkomstig uit de romeinse adel. Hij is kind aan huis bij het keizerlijk hof van Maximianus (285-305). Hij is directeur van een school (‘primicerius gymnasii trionum’ in Trieste).

Mogelijk heeft hij daar Bacchus leren kennen, die adjuncthoofd is op dezelfde school. Volgens de historische bronnen zijn de twee onafscheidelijk: één in hun liefde voor Christus, één in hun werk in de wereld. Als ze bidden, bidden ze samen. Als ze zingen, klinkt er één lied. Als ze spreken, spreken ze uit één mond. Hun lijflied is psalm 133: “Zie hoe goed, hoe weldadig: broeders te wezen en samen te zijn.”

Waarom ze beschuldigd worden van christelijke sympathie? Niemand weet het. Is het onbegrip vanwege hun liefde voor elkaar? Of simpelweg jaloezie vanwege hun goede positie aan het hof? Ze worden verraden. En de keizer – bij wijze van test – nodigt hen uit om samen met hem te gaan offeren aan de romeinse goden. Sergius en Bacchus gaan mee met de keizer, maar blijven bij de tempel buiten wachten, want offeren aan een andere god dan de ware God, dat doen ze niet. Voor straf laat keizer Maximianus hen in vrouwenkleren hullen en om ze zo door de stad te laten trekken, te kijk voor alle burgers. Zulk soort humor heeft deze keizer. Sergius en Bacchus verweren zich met hun eigen humor en zingen op straat: “We hebben de oude mens uitgetrokken en naakt verblijden we ons in U, Heer, want U trok ons het kleed van de bevrijding aan en hulde ons in de mantel van gerechtigheid. Als bruiden heeft U ons gekleed met jurken en ons aaneengesmeed voor uw aangezicht.” Teksten van Paulus en van de profeet Jesaja. Bijbelkennis brengt je nog eens wat.

“Hoe kan het toch dat jullie geloven in de zoon van een timmerman?”, vraagt keizer Maximianus hen, “die Jezus van jullie is als bastaard geboren, zijn moeder ongehuwd zwanger. Dat is toch niet te vergelijken met de respectabele romeinse religie waar alle goden netjes getrouwd zijn? Kijk hoeveel kinderen Zeus binnen zijn huwelijk met Hera heeft voortgebracht.”

Keizer Maximianus laat ze over aan gouverneur Antiochus om ze te berechten. Overdag worden ze ondervraagd en gemarteld. ‘s Nachts in hun cel bidden en zingen ze samen psalmen. Een engel van God komt hen moed inspreken: “Houd stand in jullie geloof en liefde. God staat jullie bij en waakt over jullie.”

Bacchus is de eerste die bezwijkt onder de martelingen. Het maakt Sergius’ hart ziek van verdriet en hij treurt: “Nooit meer, broertje en vriend, zullen we samen zingen ‘Zie hoe goed, hoe weldadig: broeders te wezen en samen te zijn.’ Je bent van mij gescheiden en naar de hemel gegaan, je laat mij achter op aarde, verweduwd, zonder troost.”

Maar in de nacht verschijnt hem Bacchus stralend als een engel. “Waarom rouw je en heb je verdriet, broertje? Mijn lichaam mag van je weggenomen zijn, maar in onze band ben ik nog altijd onverbrekelijk nabij. We zingen en reciteren nog steeds samen psalmen. Spoed je dan, broertje, mij achterna, om mij te winnen wanneer je de koers volbracht hebt.”

Als het Sergius’ beurt is om gemarteld te worden, loopt deze met opgeheven hoofd zijn belagers tegemoet. Hij ziet alleen uit naar de hereniging met zijn geliefde Bacchus. Op de plek waar hij onthoofd wordt, laat God een grote kloof in de aarde ontstaan, zodat alle heidenen ontzag zullen hebben voor Hem. Eens per jaar komen de wilde dieren hier bij elkaar, samen met de mensen, en de dieren zullen de mensen niet aanvallen uit ontzag voor wat hier gebeurd is met de heilige man.

Bacchus en Sergius zijn populaire heiligen gebleven in de oosterse kerk. Hun verhaal komt voor in liturgische teksten die bijna vergeten zijn, waarin mannen een zegen van de kerk ontvangen over hun verbondenheid. Liturgische teksten die opgespoord zijn door John Boswell in zijn – niet onomstreden – studie Same Sex Unions in Premodern Europe. Je kunt natuurlijk tegenwerpen: dit verhaal gaat helemaal niet over homoseksualiteit. Het gaat over twee mannen die geen christen mochten zijn. Dat klopt. Het gaat niet over homoseksualiteit. Al is het maar omdat ons idee van homoseksuele relaties nog helemaal niet bestond in de praktijk van de Griekse en Romeinse wereld. Wel is de homo-erotiek die erin doorklinkt een duidelijk motief. Het is niet het hoofdthema dat geproblematiseerd wordt, maar een vanzelfsprekend onderdeel van het verhaal. In dit verhaal steunen twee mannen elkaar in de strijd om te mogen geloven in Christus. En God steunt hen daarin door dik en dun.

Als het waar is wat de Kerk gelooft, dat in de heiligen God zelf aan het werk is op aarde, dan is het hoopvol dat God ook werkt door een stel mannen die erg veel van elkaar houden, of door een vrouw die een mannenleven leidt, zoals Thecla of Jeanne d’Arc. Of door iemand die mannelijke en vrouwelijke kenmerken in zich verenigt zoals Wilgefortis. Hoopvol voor alle mensen vandaag die moed verzamelen om uit de kast te komen om zichzelf te mogen zijn.

Bericht auteur: Marian Geurtsen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *