De twaalfde eeuw is een spannende tijd vol veranderingen in Italië. De steden groeien en de handelaars zijn de nieuwe rijken. Voor Franciscus, zoon van een rijke lakenkoopman in Assisi, ligt de wereld open. Hij wil graag ridder worden, maar het vechten gaat hem snel tegenstaan. Op een dag zit Franciscus te bidden in het kerkje van San Damiano. ‘Franciscus, bouw mijn kerk op’, spreekt Jezus vanaf het kruisbeeld, ‘want het is een bouwval geworden.’ Franciscus kijkt om zich heen. Het kerkje is inderdaad nogal vervallen. Vol overgave stort hij zich op de restauratie.
Voor Franciscus’ vader is dat een stap te ver. Nu verkwist Franciscus ook nog zijn geld aan nutteloze bouwprojecten. Hij roept zijn zoon tot de orde, en plein public op het plein middenin de stad. Maar Franciscus trekt zijn dure kleren uit en werpt ze zijn vader voor de voeten. ‘Hier is je rijkdom terug, ik kies voor een andere Vader.’ Zo breekt Franciscus met zijn luxe leven en omarmt hij een bestaan als bedelaar. Liefkozend wordt hij il poverello genoemd: het armoedzaaiertje.
Als het kerkje van San Damiano af is, verschijnt Jezus opnieuw aan Franciscus: ‘Bouw mijn kerk op.’ Nu begrijpt Franciscus het. Niet het kerkje, maar de Kerk zelf is een bouwval geworden. Niemand bekommert zich nog om de boodschap van Jezus. Franciscus begint te preken over eenvoud en compassie en leven met de natuur. Zijn boodschap raakt de mensen. Al snel sluiten broeders zich bij hem aan. Ze wijzen radicaal alle bezit af en leven van giften. Franciscus noemt hen de ‘minderbroeders’. En dat is nog steeds de officiële naam van de Franciscanen. Ze leven dicht bij de natuur. Overal ziet Franciscus de hand van God. Hij hoort het in de vogels die zo mooi fluiten. Hij ziet hoe veelkleurig God de bloemen geschapen heeft. De hele natuur vertelt het verhaal van de Bijbel. Als hij op een rots loopt, ziet hij de psalm ‘een rots is onze God’. Als hij een lammetje ziet, denkt hij aan Jezus die het Lam van God geworden is. Zo vol overgave leeft hij tot aan zijn dood in 1226. Hij is geslaagd in zijn missie: hij heeft een beweging opgebouwd die nog steeds mensen inspireert.
Franciscuskoekjes – Italië
Als Franciscus in Rome moest zijn, logeerde hij bij Jacoba, een adellijke dame en goede vriendin. Toen Franciscus wist dat hij niet lang meer zou leven, liet hij Jacoba deze lekkere koekjes meenemen. Ze bracht mostaccioli mee. Mostaccioli zijn koekjes met een hele oude geschiedenis. Van oorsprong werden ze gemaakt met de most van druiven die overbleef bij het maken van wijn. Later werd het de naam voor koekjes van gemalen amandelen of noten.
Ingrediënten
- 150 gram bloem
- 50 gram gemalen amandelen of gemalen hazelnoten
- 100 gram boter in stukjes
- 75 gram poedersuiker
- 1 ei
- ½ eetlepel bakpoeder
- snufje kaneel
- losgeklopt eidooier om te bestrijken
Werkwijze
Meng bloem, gemalen hazelnoten of amandelen, bakpoeder, boter, poedersuiker, kaneel, en kneed dit tot een deeg. Laat het deeg 15 minuten rusten. Rol het deeg op een met bloem bestoven werkblad uit tot ½ cm. Snijd van het deeg koekjes in de vorm van een zoute droppunt. Bestrijk de koekjes met losgeklopt eidooier. Leg ze op een ingevette bakplaat en bak ze in 20-25 minuten op 150 °C mooi bruin.
Terug naar Zalig gebakken