Heb je om een draak te verslaan altijd een man nodig? Nee hoor, Margareta van Antiochië deed het helemaal zelf. Ze vroeg aan God om haar grootste angst te tonen. En meteen verscheen haar de duivel in de vorm van een draak. Doodsbang was Margareta. De draak had alle lust om haar te verslinden. Volgens een versie van de legende vrat hij haar ook op. In de buik van de draak hervond Margareta haar kracht en haar geloof. Dat sterkte haar om de angst de baas te worden. Daarop machteloos geworden spuugde de draak haar uit en lag aan haar voeten. Hij kon haar niets meer maken. Daarom noem ik haar de patroonheilige tegen (faal)angst.
Ben je weleens heel erg bang geweest? Zo bang dat je dacht dat je dood zou gaan? Zo bang was Margareta. Maar ze was ook heel erg dapper. Zo dapper als je alleen kunt zijn als je heel erg bang bent.
Margareta werd geboren aan de andere kant van de Middellandse Zee, in Antiochië, een grote stad die nu in Syrië ligt. Het was nog in de Romeinse tijd, in de vierde eeuw. Haar vader had een belangrijke baan in de tempels van de Romeinse goden; haar moeder – ach, haar moeder stierf toen Margareta nog heel klein was. Haar vader had haar daarom aan een pleegmoeder toevertrouwd. De vrouw was christen en ze voedde Margareta op met haar geloof. Margareta wilde graag gedoopt worden en besloot haar hele leven aan Christus te wijden.
Zo groeide ze op en werd vijftien. Eens toen ze de schapen van haar pleegmoeder aan het hoeden was, kwam er een man langs, die Olybri heet. Nu dacht deze man hij dat alles wat hij leuk vond, voor zichzelf kon hebben. En zo ook dit meisje. ‘Als ze een vrije vrouw is, dan trouw ik met haar’, zei hij bij zichzelf. ‘En als ze een slavin is, neem ik haar gewoon bij mij in bed.’ Wat Margareta zelf wilde, daar vroeg hij niet naar, dat was niet belangrijk. Hij liet haar eenvoudigweg ontvoeren naar zijn huis.
Maar Margareta vertelde hem dat zij niet van plan was om naar de pijpen te dansen van een man. De man werd vreselijk boos en liet hij haar naar de gevangenis brengen. ‘Laat de rechter maar zeggen wie van ons gelijk heeft,’ zei hij nog heel gemeen. Maar de rechter, zo merkte Margareta al snel, was een goede vriend van Olybri. Dat zou geen eerlijk proces worden.
In haar gevangeniscel begon Margareta te bidden tot God: ‘Ik wil graag sterk zijn. Ik wil me niet laten ompraten door die rechter, want ik weet zeker dat die Olybri alles zal doen om zijn gelijk te krijgen. Wil je mij helpen? Wil je mij laten oefenen om sterk te zijn?’
Toen ze haar ogen open deed, ontdekte Margareta in haar gevangeniscel een draak. Een afgrijselijk monster was het, met grote schubben en stekels op zijn rug, met klauwen als poten. Vuur spoot uit zijn bek. ‘Iek!’, riep ze uit. ‘Beste God, als je dit bedoelt met oefenen om sterk te zijn, dan weet ik niet of ik het wel kan.’ Zo bang was ze.
Maar de draak luisterde natuurlijk niet naar wat Margareta uitriep. De draak sloeg zijn vleugels uit en zwaaide zijn dikke staart vervaarlijk heen en weer. Hij vulde de hele gevangeniscel met zijn vieze adem. Margareta had geen keuze: ze moest tegen hem vechten, anders zou de draak haar verslinden. Zo bang als ze was, ging ze rechtop staan. Ze maakte zich zo groot mogelijk tegenover de draak. ‘In naam van Christus, ga weg. Ik ben niet bang voor je.’ Dat laatste zei ze alleen maar om indruk te maken. Ze was nog nooit zo bang geweest. Maar gek genoeg werd de draak een stukje kleiner. Ze herhaalde het nog een keer, heel stevig: ‘Ik ben niet bang voor je.’ En de draak werd nog een stukje kleiner. Ze herhaalde het net zo vaak als het nodig was. Toen de draak nog maar een heel klein diertje was en over de grond kroop, maakte ze de ceintuur rond haar middel los en bond die om zijn hals. Nu was de draak een mak huisdiertje geworden. Margareta moest er zelf om lachen. Was ze daar nu zo bang voor geweest?
De volgende ochtend werd Margareta uit de gevangenis gehaald en voor de rechter geleid.
Haar draakje liep aan een riem met haar mee. En de rechter kon briesen en brullen wat hij wilde. Margareta was nergens meer bang voor. Ze stuurde een schietgebedje naar de hemel om God te bedanken.
(Gepubliceerd in: Vieren 2020-2 (Werkschrift))