De missie van Willibrord (7 november)

Stel je eens voor hoe het zou zijn geweest als ons land nooit het christelijk geloof zou zijn gekomen. Hoe had ons land er dan uit gezien? Misschien hadden er dan wel heilige bomen en heilige stenen in ieder dorp en iedere stad gestaan, in plaats van kerken. In de middeleeuwen heerste hier een heel ander geloof: de mensen geloofden in Wodan, de god van de hemel en Freya, de godin van de vruchtbaarheid en Donar, de god van de donder en bliksem, en veel andere goden die over goed en kwaad beschikten. Als er wat mis ging, dachten de mensen dat er een god boos was. Daarom moesten ze de hele tijd de goden tevreden stellen met offers. Offers van vruchten, maar ook van dieren en soms zelfs mensenoffers. En er ging nogal eens wat mis. Ons land was in de vroege middeleeuwen niet wat het nu is. In het zuiden was het moerassig. Hier woonden mensen op boerderijen en in dorpen. Ten noorden van de Rijn was het nog erger: daar kon je eigenlijk nauwelijks wonen. Van Zeeland tot voorbij Friesland bestond het toen nog grotendeels uit water. Hier en daar op een hoger stuk land woonden mensen. Er waren veel overstromingen; dan mislukte de oogst en hadden ze honger. Of het vuile water maakte de mensen ziek en de kinderen stierven. Het was een ruig en moeilijk bestaan.

In Engeland en Ierland stonden toen al kloosters. Willibrord was in zo’n kloosterschool opgegroeid. Hij werd monnik in Ierland, en daar werd hij gegrepen door het ideaal om te reizen. Hij wilde geen bezit hebben en niet gebonden zijn aan een gezin en een vaste woonplaats. Hij wilde vrij zijn om net als Jezus over het goede leven te vertellen. Met elf andere monniken (net de twaalf apostelen) stak hij in een bootje de zee over, het avontuur tegemoet. Het was het jaar 690 of 695. Sommigen zeggen dat hij bij Katwijk aan land kwam, maar het kan ook in Zeeland geweest zijn. Hij reisde zo veel dat we niet weten waar hij precies geweest is.

Op Walcheren moesten de mensen niets hebben van die vreemdelingen met andere normen en waarden. Maar Willibrord gaf het niet zo snel op.

‘Is dit die god van jullie?’, vroeg hij, terwijl hij wees naar een stenen beeld waar de mensen omheen stonden. Met zijn staf sloeg hij met één zware klap het beeld kapot. Hij had wel wat meer respect mogen tonen voor de mensen bij wie hij te gast was, vind je niet? De mensen waren dan ook woedend op Willibrord en zijn mannen. En ze waren ook bang voor de wraak van de god die hij had geslagen. Een grote man, de hoeder van het beeld, kwam als eerste in actie en hief zijn zwaard om Willibrord te doden. En Willibrord zelf deed niets, maar als door een onzichtbare arm werd het zwaard weggeslagen en raakte het Willibrord niet. Drie van de monniken die met hem meegekomen waren, sprongen ertussen. Ze wilden op hun beurt deze hoeder vermoorden, maar Willibrord hield hen tegen; hij wilde niet dat ze de man geweld aandeden. Zo liet hij de man in vrijheid gaan. Waar zouden de mensen het meest van onder de indruk geweest zijn: van de geheime kracht die deze Willibrord uitstraalde? Of van de ontdekking dat hun god geen macht had om wraak uit de hemel te zenden?

Willibrord merkte dat de mensen ziek waren van het vuile water. Alles was zout. Daar zag hij een kans. Hij sloeg met zijn staf op de grond en meteen spoot er water omhoog: goed water dat de mensen veilig konden drinken. Zo liet hij zien dat God de bron van het goede leven is. De mensen wilden wel dat hij bleef, maar Willibrord weigerde. Hij moest verder reizen. Overal waar hij kwam, vertelde hij over het goede leven met Jezus. Hij sloeg waterbronnen van Zoutelande tot Sint Willibrord in Brabant tot Heiloo in Noord-Holland. Zo bracht hij de mensen bij de bron van het goede leven. En hij stichtte kerken en kloosters, in Utrecht bijvoorbeeld. En het klooster van Echternach in België. Daar stierf hij in 739.

Bericht auteur: Marian Geurtsen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *