Elisabeth van Thüringen: het meisje dat eerlijk wilde leven

Eigenzinnig, koppig en onaangepast. Pleegmoeder Sophie heeft haar handen vol aan het kind dat ze naar het hof van Thüringen heeft gehaald. Elisabeth mag dan een prinses zijn, maar ze heeft lak aan de etiquette. Het liefst trekt ze haar dure kleren met goudbrokaat uit en ruilt ze met de eenvoudige jurk en schort van haar dienstmeisje. Als ze naar de kerk gaan, zet Elisabeth haar kroon af en legt hem naast zich neer. Voor God en Jezus Christus kan zij toch geen kroon dragen, vindt ze. Dat zou hoogmoed zijn. Haar pleegmoeder Sophie vindt het maar niets: ‘Ben jij er nou een van ons? Jij gedraagt je als een van de dienstmeiden.’

Dat is ook precies wat Elisabeth wil: in haar ogen zijn alle mensen gelijk. Geen adellijke positie plaatst iemand boven de ander. Als haar pleegvader Herman, landgraaf van Thüringen, weer eens een feest geeft, vraagt ze eerst: “Is er voor de wijn wel een eerlijk prijs betaald aan de wijnboeren? Zijn de landarbeiders niet afgeperst voor ons feestmaal?” Lastige vragen, want in die tijd is het gewoon dat adel de landarbeiders uitbuit en afperst met zware belastingen. En als het antwoord niet naar haar zin is, weigert Elisabeth te eten. Een ongezellig kind, vindt haar pleegmoeder.

Dat is jammer voor Sophie, want Elisabeth is al vanaf haar vierde jaar bestemd om te trouwen met hun zoon. Daarvoor is ze vanuit Hongarije naar het hof van Thüringen gebracht. En daarom is ze opgegroeid met Ludwig alsof het haar broer is. Ze is veertien als ze trouwt en de twee zijn stapeldol op elkaar. Drie kinderen krijgen ze. En dankzij de goede invloed van Elisabeth is Ludwig een veel beter mens dan zijn vader.

Als Ludwig zich aansluit bij een kruistocht en op reis gaat, blijft Elisabeth met de drie kleintjes op het hof . Zo kan ze doorgaan met de zieken verzorgen die ze steeds mee naar huis neemt. Ze is er al vaak voor gewaarschuwd, maar ze kan ze niet aan hun lot overlaten. Elisabeth neemt zelfs mensen mee die melaats zijn. En als de zieke kinderen dan sterven onder haar handen, verzorgt zij hun lichamen zodat ze mooi begraven worden. Melaats nota bene, dat is besmettelijk! Levensgevaarlijk, ze brengt het hele hof in gevaar. Eens heeft ze er zo één mee naar huis genomen en in bed gestopt. Sophie vraagt aan het personeel te gaan kijken wie ze nu weer heeft meegenomen. Maar de bediendes komen verward berichten dat ze in het bed Christus hebben zien liggen aan het kruis.

Helaas, het noodlot slaat toe. Ludwig sterft onderweg. En daar zit Elisabeth, pas twintig jaar oud, met drie kinderen en een schoonfamilie die haar liever kwijt dan rijk is. Haar enige steun is haar biechtvader, Konrad. Hij raadt haar aan om haar kinderen naar een kloosterschool te brengen. Zo kan Elisabeth eindelijk breken met het leven als prinses en leven in armoede zoals ze verkiest. Ze gebruikt haar erfenis om een gasthuis te beginnen voor mensen die ziek en arm zijn. Het eerste Elisabethgasthuis is geboren.

Vier jaar leeft ze haar droom: ze verzorgt zieken en ze leeft een sober bestaan van vasten en bidden. Sober? Zeg maar een hard bestaan. Ze heeft het gevoel dat ze iets moet goedmaken voor de rijkdom die ze in haar leven heeft gehad. Haar lichaam kan het niet aan. Ze sterft van uitputting in 1231. Ze is maar vierentwintig jaar oud geworden, maar haar leven en haar goedheid hebben diepe indruk gemaakt op de mensen die haar gekend hebben.

(Geschreven voor: Vieren (Werkschrift) 2020-3)

Bericht auteur: Marian Geurtsen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *