Sommige mensen zijn zo goed en braaf dat het irritant is voor gewone stervelingen. Als Veerle mensen kan helpen, doet ze dat altijd. En dieren ook trouwens. Ze is eerlijk en houdt altijd rekening met anderen. Veerle laat zich nooit overhalen als anderen iets van haar willen dat ze niet goed vindt. En dat doet ze altijd aardig en vriendelijk. Je kunt gewoon niet boos op haar worden, want daar is ze te aardig voor.
Veerle is dochter in een adellijke familie die woont in Gent. In de verte is ze nog familie van de koning van de Franken. Als jonkvrouwe in de middeleeuwen heb je niet alles zelf te kiezen in het leven. Veerle heeft een heel ander idee voor haar leven, maar haar vader beslist dat zij moet trouwen. Haar man is een graaf die Guido heet. Veerle vertelt hem meteen bij de bruiloft: ‘We zijn dan wel getrouwd, maar dit was niet mijn keuze. We zullen nooit samen slapen.’ En ze houdt zich aan haar woord. Iedere keer als hij haar probeert te kussen of te verleiden, vertrekt zij net naar de kerk om te bidden. Hele nachten lang blijft ze in de kerk om te bidden. Heel irritant. Guido kan haar niet uitstaan, en niemand begrijpt hem, want Veerle is toch voor iedereen aardig en zorgzaam?
Veerle is ondertussen druk met brood uitdelen aan de armen. Voor de weeskinderen zorgt ze dat er een kindertehuis komt met een school, zodat de weeskinderen niet meer op straat hoefden te blijven zwerven. Guido wordt jaloers op alle aandacht die Veerle heeft voor andere mensen. Hij gaat van de weeromstuit precies het tegenovergestelde doen: mensen het leven zuur maken, jagen op dieren. Een keer wordt hij thuis gebracht van de jacht. Hij is van zijn paard gevallen en hij heeft werkelijk alle botten gebroken in zijn lichaam: zijn armen, benen en zelfs zijn neus. Veerle verpleegt Guido, want als iemand zorg nodig heeft, dan geeft ze die. Maar Guido wordt er alleen maar kwader van. Zo kwaad dat hij niet kan genezen en sterft.
Nu kan Veerle eindelijk doen wat ze wil. Haar familie is best rijk, maar Veerle wil nog meer goeds doen. Daarom gaat ze bij andere rijke families langs om bij hen te bedelen voor haar goede doelen. Dan zet Veerle haar mooiste hoed op, belt aan bij de dure grachtenhuizen in de stad en vraagt: ‘Heb jij nog wat brood over voor de armen?’ Één keer treft ze een heel gierige vrouw, die antwoordt: ‘Nee echt, ik heb geen brood in huis.’ Veerle gelooft er niets van. Ze ziet de dure meubels in de woonkamer en aan de muur hangen mooie wandtapijten met prachtige afbeeldingen. ‘Nee echt niet,’ zegt de vrouw. ‘Mocht ik ergens brood verstopt hebben, dan moge God ze voor mijn part ter plekke in stenen veranderen.’ Veerle glimlacht stilletjes en wenst de vrouw sterkte. Zo laat ze de gierige vrouw in haar huis achter. Als het etenstijd is, loopt de vrouw de voorraadkast in, want natuurlijk heeft de vrouw wel brood in huis. Maar tot haar schrik is het in steen veranderd. En niet alleen het brood, alles wat ze aan eten heeft. Steeds als de vrouw iets in huis haalt om te eten, verandert het in steen. De rijke vrouw is van de honger gestorven en ze heeft het aan zichzelf te danken. Had ze God maar niet moeten aanroepen toen ze haar brood niet wilde delen. Wees dus voorzichtig met wat je tegen iemand zegt. Ze kan een heilige zijn door wie God wonderen doet.
Gepubliceerd in Vieren 2022-1